Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch [28]haar modderige plaatsen en haar moerassen [29]zullen niet gezond worden, zij zijn tot [30]zout overgegeven. 28. Namelijk der Dode zee. Hierdoor kan men verstaan het onderscheid, dat er zou zijn tussen de uitverkorenen, die de voorzegde genade zouden deelachtig worden, en de verworpenen, die in hunne vuiligheid zouden blijven liggen en verloren gaan; zie Hand.13:48; 2 Kor.15:, 2 Kor.16:, enz. 29. Anders: die niet gezond zullen worden, enz. 30. Zie Deut.29:23; Ps.107:34; Jer.17:6; Hebr.6:8. Sommigen hechten vs.11 aan het voorgaande en een anderen zin aldus: Haar modderige en haar moerassige plaatsen, zeg ik, die niet gezond waren, die het zout waren overgegeven; versta, zullen alle gezond en visrijk worden. Anders: haar modderige plaatsen en hare moerassen, die niet gezond waren, zijn gegeven tot zout; dat is, tot enigen dienst en nuttigheid; waarvan de aandachtige lezer kan oordelen.